Door de ontwikkeling van beeldende technieken om in de hersenen te kunnen kijken, zoals fMRI, heeft men in de afgelopen twintig jaar veel geleerd over wat er in de hersenen gebeurt tijdens het lezen en spellen. In grote lijnen blijken mensen met dyslexie dezelfde hersensystemen te gebruiken bij het lezen, als mensen zonder dyslexie. De hersenactiviteit in deze gebieden is echter kleiner bij mensen met dyslexie.
Ook al lijken onze beide hersenhelften qua vorm erg op elkaar, toch hebben zij verschillende functies. Zo is het al lange tijd bekend dat taal bij veruit de meeste mensen door de linkerhersenhelft wordt aangestuurd. Ook bij het lezen en spellen blijken vooral gebieden in de linkerhersenhelft actief te zijn.
Tijdens de vroege ontwikkeling van het lezen en spellen, blijken vooral hersengebieden rondom de grote inkeping in de linker hersenhelft actief te zijn. Op het plaatje zijn deze aangegeven met de grote blauwe ovaal. Naarmate mensen steeds beter en sneller gaan lezen, ontstaat er ook activiteit achterin de hersenen, waar vooral visuele informatie verwerkt wordt. Dit gebied, wat in het plaatje is aangegeven met de kleine blauwe ovaal, wordt dus vooral in verband gebracht met geautomatiseerd lezen.Men noemt dit gebied het visuele woordvormgebied, afgekort als VWFA van het Engelse ‘Visual Word Form Area’. Men denkt dat de VWFA een soort lange-termijnwerkgeheugen is voor geschreven woorden. Door alleen maar naar een woord te kijken weet een ervaren lezer in een fractie van een seconde wat er staat, op dezelfde manier waarop vrijwel ieder mens in een fractie van een seconde een gezicht herkent. Interessant genoeg, zit het gebied in de hersenen dat we gebruiken bij het herkennen van gezichten vlak naast de VWFA.Om woorden in een fractie van een seconde te kunnen lezen, moeten we ze wel eerst in het lange-termijnwerkgeheugen hebben opgeslagen. Waarschijnlijk kan dit alleen door woorden eerst jarenlang klank-voor-klank te hebben geanalyseerd. Door voortdurend combinaties van letters te zien en de bijbehorende klanken te horen, ontstaan op den duur patronen die door de VWFA herkend worden.Mensen met dyslexie moeten waarschijnlijk meer dan anderen worden blootgesteld aan relaties tussen letters en klanken, voordat zij patronen automatisch gaan herkennen. Het aantal woorden dat direct herkend wordt vanuit het langetermijngeheugen blijft meestal erg klein, waardoor men is aangewezen op het energieverslindende proces van het stap voor stap ontsleutelen van woorden.
Tijdens de vroege ontwikkeling van het lezen en spellen, blijken vooral hersengebieden rondom de grote inkeping in de linker hersenhelft actief te zijn. Op het plaatje zijn deze aangegeven met de grote blauwe ovaal. Naarmate mensen steeds beter en sneller gaan lezen, ontstaat er ook activiteit achterin de hersenen, waar vooral visuele informatie verwerkt wordt. Dit gebied, wat in het plaatje is aangegeven met de kleine blauwe ovaal, wordt dus vooral in verband gebracht met geautomatiseerd lezen.Men noemt dit gebied het visuele woordvormgebied, afgekort als VWFA van het Engelse ‘Visual Word Form Area’. Men denkt dat de VWFA een soort lange-termijnwerkgeheugen is voor geschreven woorden. Door alleen maar naar een woord te kijken weet een ervaren lezer in een fractie van een seconde wat er staat, op dezelfde manier waarop vrijwel ieder mens in een fractie van een seconde een gezicht herkent. Interessant genoeg, zit het gebied in de hersenen dat we gebruiken bij het herkennen van gezichten vlak naast de VWFA.Om woorden in een fractie van een seconde te kunnen lezen, moeten we ze wel eerst in het lange-termijnwerkgeheugen hebben opgeslagen. Waarschijnlijk kan dit alleen door woorden eerst jarenlang klank-voor-klank te hebben geanalyseerd. Door voortdurend combinaties van letters te zien en de bijbehorende klanken te horen, ontstaan op den duur patronen die door de VWFA herkend worden.Mensen met dyslexie moeten waarschijnlijk meer dan anderen worden blootgesteld aan relaties tussen letters en klanken, voordat zij patronen automatisch gaan herkennen.
Mensen met dyslexie moeten waarschijnlijk meer dan anderen worden blootgesteld aan relaties tussen letters en klanken, voordat zij patronen automatisch gaan herkennen.
Het aantal woorden dat direct herkend wordt vanuit het langetermijngeheugen blijft meestal erg klein, waardoor men is aangewezen op het energieverslindende proces van het stap voor stap ontsleutelen van woorden.